Net als stroomdiagrammen gebruiken BPMN-diagrammen een set van standaardsymbolen. Elke vorm heeft een specifieke betekenis en een zakelijke context waarin deze het meest passend is. Als u overweldigd wordt tijdens het tekenen van uw BMPN-diagram, raadpleeg dan deze gids.
Dit artikel leest u in 7 minuten
Wil je een eigen BPMN-diagram maken? Probeer Lucidchart. Het is snel, eenvoudig en volledig gratis.
Algemene BPMN-symbolen
Een diagram voor Business Process Model and Notation (modellering en notatie van bedrijfsprocessen), oftewel een BPMN-diagram, wordt gebruikt om eenvoudig leesbare stroomdiagrammen te bouwen die bedrijfsprocessen in kaart brengen en gedeeld kunnen worden binnen organisaties en sectoren. BPMN-diagramsymbolen worden ingedeeld in vier hoofdgroepen: stroomobjecten, verbindende objecten, zwembanen en artefacten. Lees hieronder de uitgebreide gids van BPMN-diagramvormen en hun betekenis.
BPMN-gebeurtenistypen
Gebeurtenissen representeren een gebeurtenis in een bedrijfsproces.
Symbool voor begingebeurtenis- Signaleert de eerste stap van een proces. | |
Symbool voor tussenliggende gebeurtenis- Representeert een gebeurtenis die plaatsvindt tussen een begin- en eindgebeurtenis. | |
Symbool voor eindgebeurtenis- Signaleert de laatste stap van een proces. |
BPMN-gebeurtenissymbolen
Deze gebeurtenissen kunnen allemaal zo worden vormgegeven dat ze de specifieke details van hun processen representeren. De onderstaande voorbeelden zijn opgenomen in de 'start'-symbolen maar ze kunnen worden gecombineerd met ieder type gebeurtenis. Algemene gebeurtenissymbolen representeren de volgende omstandigheden:
Berichtsymbool- Activeert het proces, faciliteert tussentijdse processen of beëindigt het proces. | |
Timersymbool- Een tijd, datum of terugkerende tijd en datum activeert het proces, helpt tussentijdse processen of voltooit het proces. | |
Escalatiesymbool- Een stap reageert op een escalatie en stroomt naar een andere rol in de organisatie. Deze gebeurtenis wordt alleen gebruikt in een subproces van een gebeurtenis. Een escalatie vindt plaats wanneer iemand met een hoger verantwoordelijkheidsniveau binnen de organisatie betrokken raakt bij het proces. | |
Voorwaardesymbool- Een proces begint of gaat verder wanneer aan een bedrijfsvoorwaarde of -regel wordt voldaan. | |
Schakelsymbool- Een subproces dat onderdeel is van een groter proces. | |
Foutsymbool- een gedetecteerde fout in het begin, midden of einde van een proces. Een subproces van een gebeurtenis met een fouttrigger zal altijd het omvattende proces onderbreken. | |
Annuleringssymbool- Reageert op een transactie die is geannuleerd in een subproces. In een eindgebeurtenis representeert het annuleringssymbool de geactiveerde annulering van een proces. | |
Compensatiesymbool- Een restitutie die wordt geactiveerd wanneer activiteiten deels mislukken. | |
Signaalsymbool- Een signaal dat communiceert tussen verschillende processen. Een signaalsymbool kan een proces starten, faciliteren of voltooien. | |
Meervoudigheidssymbool- Meerdere triggers die een proces initiëren. | |
Symbool voor parallelle meervoudigheid- Een instantie van een proces die niet begint, doorgaat of eindigt totdat alle mogelijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. | |
Beëindigingssymbool- Activeert de onmiddellijke beëindiging van een stap in een proces. Alle gerelateerde instanties worden tegelijkertijd beëindigd. |
BPMN-activiteitssymbolen
Activiteiten beschrijven het soort werk dat wordt verricht in een bepaalde instantie van een proces. Er zijn vier typen BPMN-activiteiten: taken, subprocessen, transacties en oproepactiviteiten.
Taaksymbool- Het meest fundamentele niveau van een activiteit en kan niet verder worden opgesplitst. Een proces van een ochtendroutine kan bijvoorbeeld de taak bevatten van het starten van uw computer. | |
Subprocessymbool- Is een groep taken die bijzonder goed bij elkaar passen. Er zijn twee verschillende weergaven van het subproces. Eén is de ingeklapte weergave met een uitklapbaar plusteken om meer details te laten zien. De andere is een uitgeklapte weergave van een subproces, die groot genoeg is om alle taken te omvatten die het subproces volledig beschrijven. | |
Transactiesymbool- Is een gespecialiseerd subproces waarbij sprake is van betaling. | |
Oproepsymbool- Is een globaal subproces dat op verscheidene punten in de bedrijfsstroom opnieuw wordt gebruikt. |
Wil je een eigen BPMN-diagram maken? Probeer Lucidchart. Het is snel, eenvoudig en volledig gratis.
Een BPMN-diagram makenBPMN-poortsymbolen
Poorten zijn symbolen die stromen in een BPMN-diagram scheiden en opnieuw combineren. Er zijn verscheidene typen poorten:
Exclusiviteitssymbool- Evalueert de staat van het bedrijfsproces en breekt de stroom, op basis van de conditie, op in één of meer wederzijds exclusieve paden. Er zal bijvoorbeeld één rapport worden geschreven als een leidinggevende goedkeuring verleent; en er zal geen rapport worden gegenereerd als de leidinggevende geen goedkeuring verleent. | |
Gebeurtenisgebaseerd symbool- Een op gebeurtenissen gebaseerde poort is vergelijkbaar met een exclusieve poort – bij beide is één pad in de stroom betrokken. Bij een op gebeurtenissen gebaseerde poort evalueert u echter welke gebeurtenis heeft plaatsgevonden, niet aan welke voorwaarde wordt voldaan. U kunt bijvoorbeeld wachten met het versturen van een e-mail totdat de CEO in het kantoor is aangekomen. Als de CEO niet aankomt, wordt de e-mail niet verzonden. | |
Parallelsymbool- Verschilt van andere poorten omdat deze poort niet afhankelijk is van voorwaarden of gebeurtenissen. In plaats daarvan worden parallelle poorten gebruikt om twee gelijktijdige taken in een bedrijfsstroom te representeren. Een voorbeeld is een marketingafdeling die nieuwe verkoopleads genereert en tegelijkertijd contact opneemt met bestaande leads. | |
Inclusiviteitssymbool- Splitst de processtroom op in één of meer stromen. Een inclusieve poort kan bijvoorbeeld zakelijke acties betreffen die worden ondernomen op basis van onderzoeksresultaten. Eén proces kan worden geactiveerd als de consument tevreden is over product A. Een andere stroom wordt geactiveerd wanneer de consument aangeeft tevreden te zijn over product B. Een derde proces wordt geactiveerd als de consument niet tevreden is over A. | |
Exclusief op basis van gebeurtenissen- Start elke keer dat een volgende gebeurtenis plaatsvindt een nieuwe instantie van een proces. | |
Complexsymbool- Deze poorten worden alleen gebruikt voor de meest complexe stromen in een bedrijfsproces. Een ideale gebruikssituatie voor de complexe poort is wanneer u meerdere poorten nodig heeft om de bedrijfsstroom te beschrijven. | |
Parallel op basis van gebeurtenissen- Zoals de naam doet vermoeden, is deze poort vergelijkbaar met een parallelle poort. Het laat meerdere processen tegelijkertijd plaatsvinden, maar in tegenstelling tot parallelle poorten zijn de processen op gebeurtenissen gebaseerd. |
Verbindende objecten in een BPMN-diagram
Verbindende objecten zijn lijnen die BPMN-stroomobjecten verbinden. Er zijn verschillende typen: volgordestromen, berichtenstromen en associaties.
Volgordestroomsymbool- Verbindt stroomobjecten in de juiste volgorde. | |
Berichtenstroomsymbool- Representeert berichten van de ene procesdeelnemer aan een andere. | |
Associatiesymbool- Toont relaties tussen artefacten en stroomobjecten. |
Zwembanen in een BPMN-diagram
Zwembanen worden gebruikt om aspecten van een proces in een BPMN-diagram te organiseren. Zwembanen groeperen objecten visueel in banen, waarbij ieder aspect van het proces wordt toegevoegd aan een aparte baan. Deze elementen kunnen horizontaal of verticaal worden geordend. Zwembanen organiseren niet alleen activiteiten in gescheiden categorieën, maar kunnen ook vertragingen, inefficiënties en de werknemers die verantwoordelijk zijn voor iedere stap in een proces zichtbaar maken.
Artefacten in een BPMN-diagram
Artefacten representeren informatie die relevant is voor het model maar niet voor individuele elementen in het proces. De drie typen artefacten zijn annotaties, groepen en gegevensobjecten die in een BPMN-diagram kunnen worden gebruikt. Alle drie worden gebruikt om een BPMN-proces aan te vullen en te beschrijven.
Annotaties
stellen de modelleerder in staat om extra stroomonderdelen van het model of de notatie te beschrijven.Groepen
organiseren taken of processen die van betekenis zijn in het algehele proces.Dataobjecten
representeren data die worden geplaatst in het proces, resulteren uit het proces, moeten worden verzameld of moeten worden opgeslagen.
Gegevensinvoersymbool- Representeert gegevensvereisten waar taken in het bedrijfsproces afhankelijk van zijn. | |
Gegevensuitvoersymbool- Demonstreert informatie die wordt geproduceerd als het resultaat van een bedrijfsproces. | |
Gegevensverzamelingssymbool- Geeft informatie aan die wordt verzameld in een bedrijfsproces. | |
Gegevensopslagsymbool- Representeert de mogelijkheid om gegevens op te slaan of in te zien die worden geassocieerd met een bedrijfsproces. |